De zon schijnt.
Mensen tuinieren of wandelen.

De geur van azijn tegen het onkruid,
geeft me het gevoel alsof het een normale lentedag is.

Tot ik in de supermarkt kom.
Gele strepen op de vloer maken de situatie pijnlijk duidelijk.

Het marktplein is leeg.
De terrassen ook.

Van een eens zo bruisende samenleving is niets meer over.

Een omhelzing,
is nu een grote bedreiging.

Een festival,
is niets meer dan een herinnering.

Een biertje op het terras,
leek altijd zo vanzelfsprekend.

’ s Morgens wakker worden,
in de hoop dat dit alles slechts een nare droom was.

En wanneer dit voorbij is weet niemand.
Maar dit gaat voorbij.

Met gepaste afstand,
Blijven we doorgaan.

Met gepaste afstand,
Ervaren we ook nog mooie momenten.

En met gepaste afstand,
blijven we van onze dierbaren houden.

Maar zolang de zon nog op komt,
is er hoop.

W.B.